Mei 1968 in Frankrijk: maand van revolutie

Het beleid van Emmanuel Macron dat gericht is op de belangen van de superrijken leidt vandaag in Frankrijk tot massaal protest van studenten en werkenden. Het doet onvermijdelijk denken aan wat 50 jaar geleden gebeurde. Zal een nieuwe generatie in staat zijn om de taak van socialistische maatschappijverandering te volbrengen?

Het is niet overdreven om te stellen dat de situatie in Frankrijk in mei 1968 het perspectief van een socialistische revolutie in een industrieel ontwikkeld Europees land erg reëel maakte. Een overwinning van de Franse arbeidersklasse had de kapitalistische regeringen doorheen Europa als dominostenen ten val kunnen brengen, niet in het minst in België waar sterk uitgekeken werd naar de klassenstrijd van de buren.

Hoe het begon 

Na de Tweede Wereldoorlog was er een snelle toename van industriële productie in Frankrijk, Italië en elders in Europa. Maar de arbeiders leefden nog in ellendige omstandigheden met lonen die hen niet toelieten om de auto’s, wasmachines, frigo’s en kookfornuizen te kopen die ze zelf produceerden. Generaal De Gaulle lag in 1958 aan de basis van de Vijfde Republiek in Frankrijk, een ‘sterke staat’ die Bonapartistische macht aan de president gaf (en nog steeds geeft) om het parlement aan de kant te schuiven en wanneer nodig zelfs troepen de straten op te sturen.

De studenten begonnen hun ongenoegen te uiten. Het ging om overvolle aula’s, niet-gemengde accommodatie, de oorlog in Vietnam of nog de apartheid in Zuid-Afrika. Het protest aan de universiteiten, met zitacties en discussies die de hele dag en nacht doorgingen, en de straatacties werden brutaal aangevallen door de repressiediensten, waaronder de gehate semi-militaire CRS (rijkswacht). Campussen werden gesloten. Enkele studentenleiders werden veroordeeld tot gevangenisstraffen. Er waren honderden arrestaties, duizenden jongeren werden het slachtoffer van politiegeweld op betogingen. Honderden jongeren kwamen in de ziekenhuizen terecht.

De heersende laag – de regering in het bijzonder – was verdeeld over de vraag van repressie versus toegevingen. Dat is een kenmerkend element van elke ontwikkelende revolutionaire situatie. In Parijs zorgden de toegevingen begin mei 1968 voor een versterking van de studenten. Er kwamen meer betogingen en er was meer geweld, maar dat leidde net tot sympathie onder de middenlagen.

De vakbonden begonnen solidariteitsbetogingen buiten Parijs te houden. In honderden middelbare scholen gingen scholieren over tot stakingen en bezettingen. Jonge arbeiders vervoegden de straatgevechten. “Als ze dit doen tegen de zonen en dochters van de ‘top’ van de samenleving,” dachten ze, “wat zullen ze dan doen als wij onze eisen op straat brengen?” Er kwamen oproepen voor het ontslag van De Gaulle: “Hey Charlie, tien jaar is genoeg!”

De leiding van de grote Franse ‘Communistische’ Partij (PCF) veroordeelde de studenten en deed hen af als anarchisten, trotskisten en maoïsten voor wie de revolutie een ‘spel’ was. De druk van onderuit voor solidariteitsacties met de studenten bleef echter toenemen. Dit dwong de door de PCF geleide vakbondsfederatie CGT ertoe om samen met de meer ‘gematigde’ vakbond CFDT en de lerarenvakbond FEN op te roepen tot een 24-urenstaking op maandag 13 mei.

Uitbreiding

Op die dag staakten meer dan vijf miljoen arbeiders. In Parijs kwamen een miljoen mensen op straat en ook in andere Franse steden waren er tienduizenden betogers. De vakbondsleiders hoopten dat dit voldoende stoom zou aflaten waarna de arbeiders zich opnieuw zouden neerleggen bij de kapitalistische uitbuiting. Dit was de enige officiële stakingsoproep in Frankrijk gedurende de hele ‘maand van revolutie’ waarin er op het hoogtepunt 10 miljoen stakers waren.

Een aantal arbeiders in één fabriek – Sud Aviation in Nantes – beslisten onder invloed van een trotskistische stroming (zogenaamde Lambertisten) om de staking verder te zetten en het bedrijf te bezetten. De bal ging aan het rollen. Bedrijf na bedrijf volgde. Er waren stakingen en bezettingen van automobielbedrijven, scheepswerven, ziekenhuizen, steenkoolmijnen, stelplaatsen van openbaar vervoer en postkantoren. Scholen, winkels, ziekenhuizen, kantoren, theaters, … werden bezet. Personeel van grote boerderijen ging over tot zitacties en hun vakbonden riepen op tot een nationale betoging op 24 mei.

Op 18 mei lag het land bijna volledig plat. De fascistische organisatie Occident slaagde er niet in om meer dan 2.000 aanhangers op de been te krijgen voor een betoging waarmee het de staking wilde breken.

Tegen maandag 20 mei waren er zes miljoen stakers en tal van bedrijfsbezettingen, waarbij comités werden opgezet om de staking door te voeren en om schema’s af te spreken van wie wanneer toezicht zou houden op de machines en werkplaatsen. In sommige gevallen werden de werkgevers in hun kantoren opgesloten waarbij eten via emmers neergelaten werd. Overal verschenen rode vlaggen en werd de Internationale gezongen. Buiten enkele fabrieken verschenen poppen die de bazen voorstelden die aan een galg bengelden.

Advocaten, architecten, ambtenaars, leraars, profvoetballers, bankpersoneel, personeel in kerncentrales, … deden mee. Zelfs de dansers van het theater Folies Bergère staakten mee uit protest tegen de arbeidsvoorwaarden en omdat ze van een ander leven droomden. Het filmfestival van Cannes werd afgezegd, personeel van de televisie en radiozenders namen de programma’s en het nieuws over. De havens lagen plat, mariniers en politie-agenten begonnen te muiten.

Bedienden van de werkgeversfederatie CNPF hielden de vergaderzaal van de raad van bestuur bezet. Overal bespraken comités hoe een toekomstige samenleving zou functioneren, vaak gebeurde dit in termen van socialistische of communistische democratie. De belangrijke arbeiderspartij PCF stond onder hoogspanning toen de leiding de lijn probeerde aan te houden dat het niet om een politieke staking ging.

Tegen vrijdag 24 mei waren 10 miljoen Fransen – meer dan de helft van alle werkenden – in staking. Er waren gewelddadige confrontaties op de straten van Parijs waar voor het eerst sinds de bevrijdingsstrijd tegen het Duitse fascisme barricaden werden opgeworpen.

Op 25 mei begonnen onderhandelingen tussen de regering van De Gaulle, de werkgevers en de vakbondsleiders… die nog steeds benadrukken dat de strijd niet politiek is! Na drie dagen en nachten onderhandelen, is er een akkoord over een erg genereus pakket hervormingen rond lonen, vakantie, arbeidsduur, … Deze hervormingen waren het resultaat van revolutionaire gebeurtenissen, maar volstonden niet voor de miljoenen arbeiders die hun werkplaatsen bezet hielden. Toen vakbondsleiders het akkoord de volgende dag voorlegden, werden ze onder meer in de grote automobielbedrijven weggestemd. De arbeiders kwamen voor iets anders op, iets wat nog niet naar voor gebracht werd door hun ‘traditionele’ leiders.

Wat nu?

Het Charletystadion liep vol met 50.000 mensen voor een meeting van de niet-communistische linkerzijde die discussieerde over een politiek alternatief op De Gaulle en het kapitalisme. De CGT riep op tot een betoging op 29 mei waarop een half miljoen stakers door de hoofdstad trokken. Op die dag pakt De Gaulle zijn biezen en verlaat hij het land. Hij zei aan de Amerikaanse ambassadeur dat de toekomst nu “in Gods handen” lag.

Maar de arbeidersleiders hadden geen programma om de macht te grijpen die op de straten lag. Diegenen die een idee hadden van wat moest gebeuren, beschikten nog niet over een sterke stem. Arbeiders wachtten op een actieprogramma van de ‘communisten’, maar dat kwam er niet. De PCF-leiders zouden later stellen dat de staat te sterk was. Nochtans was die in staat van ontbinding.

Revolutionaire situatie

Er was een klassieke situatie van dubbelmacht – een revolutionaire situatie waarbij de heersende laag in de touwen ligt, de middenklasse kant kiest voor de arbeidersklasse en de strijdmethoden ervan overneemt met betogingen en bezettingen, en de arbeidersklasse bereid is om tot het einde door te vechten. Arbeiders in buurlanden zoals België begonnen hun solidariteit te tonen, zowel in woorden als in actie. Zo werd geweigerd om het werk van stakende Franse collega’s over te nemen.

Wat had een revolutionaire leiding met massasteun kunnen doen om de revolutie in mei 1968 te voltrekken? De stakerscomités hadden lokaal, regionaal en nationaal moeten gecoördineerd worden om een alternatieve regering te vormen. Dit standpunt werd wel verdedigd, maar door groepen die niet sterk genoeg stonden en geen basis hadden in de arbeidersbeweging.

De trotskisten van de Vierde Internationale, waarvan Militant (de voorloper van de Socialist Party, onze zusterorganisatie in Engeland en Wales) in 1965 politiek afgescheiden was, waren pessimistisch over de Europese arbeidersklasse, inclusief de Franse. Ze stelden dat de arbeiders voor minstens 20 jaar niet in actie zouden komen. In Frankrijk richtten ze zich op de studentenbeweging en de revolte tegen het koloniaal bewind. Toen één van hun leiders, Ernest Mandel, dit standpunt in Londen naar voor bracht op een publieke meeting in de lente van 1968 – een maand voor de explosie van mei – werd hij bekritiseerd door de hoofdredacteur van Militant, Peter Taaffe. Die benadrukte dat de arbeidersklasse zijn capaciteit om in actie te komen behouden had en snel het Franse kapitalisme zou uitdagen. Mandel betwistte dit, zijn verkeerde beeld werd vooral beantwoord door de Franse arbeidersklasse. Het duurde niet lang vooraleer de Franse arbeiders met hun revolutionaire tradities opnieuw in actie kwamen.

“Frankrijk is het land waar de klassenstrijd tot een conclusie wordt uitgevochten,” stelde Friedrich Engels, de schrijver en medestander van Karl Marx. De situatie was overrijp voor een revolutionaire machtsovername en er waren lokale voorbeelden van gezamenlijke stakerscomités van arbeiders, studenten en kleine landbouwers die de oude staatsmacht overnamen.

In Nantes, waar de staking begonnen was, ontstond al vrij vroeg in de beweging zo’n comité. Dat nam de controle in de regio Loire Atlantique over in elk aspect van de samenleving: productie, distributie, uitwisseling. Het voedsel werd naar de dorpen en steden gebracht door kleine landbouwers, de prijzen werden laag gehouden, de politie werd afgedankt door de studenten en arbeiders die zelf in hun wijken patrouilleerden en andere regio’s werden gevraagd dit voorbeeld te volgen.

Als gelijkaardige vertegenwoordigende organen waren opgezet in alle regio’s om verkozen vertegenwoordigers naar een nationale raad te sturen, konden deze strijdcomités organen van arbeidersbewind worden. Zoals in Rusland in oktober 1917 had een revolutionaire leiding die het vertrouwen van de bevolking genoot de nodige maatregelen kunnen nemen om de bestaande staatskrachten naar de kant van de socialistische regering over te halen. Ze zouden een oproep gedaan hebben aan de arbeiders van andere landen om dit voorbeeld te volgen, wat de mogelijkheid van een militaire interventie van buitenaf zou beperkt hebben.

Maar… de leiders van de grote vakbondsfederaties en van de PCF waren de laatsten die een geslaagde revolutie wilden. Als de arbeiders in een ontwikkeld kapitalistisch land de macht konden grijpen, dan kon dit immers de arbeiders van de Sovjetunie ertoe aanzetten om de parasiterende bureaucratie aan de kant te schuiven om te bouwen aan echte arbeidersdemocratie. De ‘Koude Oorlog’ had als sneeuw voor de zon kunnen verdwijnen. Het revolutionaire potentieel werd letterlijk verraden.

Het einde

Ze vroegen de arbeiders om terug aan de slag te gaan, maar er bleven nieuwe stakers opstaan die de samenleving wilden veranderen. Er was echter geen leiding door krachten die ze kenden. De Gaulle keerde terug naar Frankrijk, riep vervroegde verkiezingen uit en mobiliseerde de reactionaire krachten op straat. De politie en het leger werden ingezet tegen stakers en linkse organisaties. Honderden militante arbeiders werden afgedankt, enkele linkse organisaties verboden.

In de parlementsverkiezingen van juni gingen de aanhangers van De Gaulle vooruit, de PCF verloor stemmen na een campagne die niet op een nieuwe socialistische samenleving gericht was, maar op ‘rust en orde.’ Binnen het jaar verdween De Gaulle van het toneel en werd hij vervangen door Georges Pompidou, net als de huidige Franse president een voormalige bankier bij Rothschild.

De verworvenheden die tijdens de beweging werden aangekondigd, raakten ondermijnd door inflatie en de kapitalistische uitbuiting in het algemeen. Maar de vakbonden groeiden sterk en drie jaar na de gebeurtenissen ontstond een Socialistische Partij. Tegen 1981 haalde deze partij een meerderheid met 55% van de stemmen. Zonder een programma van volledige nationalisaties en arbeiderscontrole en –beheer, eindigt zelfs een ‘socialistische’ regering die hervormingen probeert door te voeren als een regering die een beleid voert in het belang van de 1%, de kapitalistische klasse. Dat was de les van het bewind onder Mitterand en later ook van het presidentschap van François Hollande die vorig jaar met zijn ‘Parti Socialiste’ een grote verkiezingsnederlaag opliep.

Desalniettemin kan de grootste algemene staking uit de geschiedenis, die van mei 1968 in Frankrijk, een inspiratiebron zijn voor een nieuwe generatie. Het sterkt het vertrouwen in de mogelijkheid om een socialistische samenleving tot stand te brengen, niet in slechts één land maar in heel de wereld.


Boek over mei ’68

Mei-juni 1968. Brutale politierepressie tegen studentenbetogingen. Op een paar dagen tijd gingen 10 miljoen Franse arbeiders in staking. Fabrieken werden bezet, rode vlaggen gehesen en de Internationale gezongen in de straten van Parijs. Zelfs politie en leger werden gegrepen door de revolutionaire stemming.

De toekomst van het Franse kapitalisme hing aan een zijden draadje. Comité’s van arbeiders en studenten discussieerden onophoudelijk wat de volgende stappen moesten zijn, en toch waren de stakingen gedaan na een paar weken en werd de “orde” hersteld. Hoe kon dat gebeuren? Welke fouten werden gemaakt waardoor het verzwakte systeem niet ten val werd gebracht? Welke lessen kunnen we trekken voor de strijd vandaag? En is het mogelijk om vandaag gelijkaardige fouten te vermijden?

Die vragen, naast andere, vormen de basis voor het 90 pagina’s tellende boek van Clare Doyle die in 1968 zelf in Frankrijk aanwezig was. Ze zag er met eigen ogen hoe de revolutionaire golf een opmars en nadien terug een neergang kende. Vandaag is Clare nog steeds actief als marxiste, waardoor haar kijk op de gebeurtenissen van 1968 niet bepaald wordt door nostalgie, maar door de vastberadenheid om de strijd vandaag verder te zetten.

Dit boek brengt uiteraard geen zogezegd “neutraal” beeld van de gebeurtenissen van mei ‘68, het kiest bewust de kant van de arbeiders en de revolutie om de nodige lessen te trekken uit de ervaringen van mei 68 om deze vandaag te gebruiken in de strijd voor een socialistisch alternatief.

Dit vind je misschien ook leuk...